Een gure wind en een nieuw uitzicht

In 2012, in de Halbe Zijlstraperiode, in de tijd dat er een gure wind door het culturele landschap waaide, waarin het vooral ieder voor zich was en niemand voor ons allen, raakte Kwatta haar Bissubsidie kwijt. Landsdeel Oost moest het voortaan maar met één jeugdtheatergezelschap doen, ook al gaf dat ene jeugdtheatergezelschap aan dat Landsdeel Oost veel te groot is om in hun eentje te bedienen. 

Zakelijk, organisatorisch is het een ramp als je in deze molen terecht komt. Het kost veel tijd, het kost veel geld, veel stress, medewerkers die je helaas moet ontslaan en ga zo maar door. Het gezelschap schudde ervan op haar grondvesten. Afbouwen, riepen de ambtenaren om Kwatta heen, een toontje lager zingen, accepteren…

Artistiek trokken we een ander plan. Minder geld betekende minder voorstellingen, maar als we dan minder voorstellingen maken, laten we ze dan wél een maatje groter maken, en als we geen BIS-verplichting meer hebben, waarom dan de focus niet richten op het buitenland? 

Zo is het gegaan. 

Kwatta maakte twee grote zaalvoorstellingen die beiden lovend werden ontvangen: Dissus, naar het boek van Simon van der Geest, volledig gezongen en begeleid door Het Gelders Orkest (een zeer succesvolle samenwerking) en Mariken, naar het boek van Peter van Gestel, bewerkt door Jibbe Willems. Met Dissus wonnen we dat jaar een zilveren krekel. 

Daarnaast bewerkte ik Mismuis. Mismuis bleek een lot uit de loterij. De voorstelling werd een hit, hij werd geselecteerd voor IPAY en won in Pittsburgh de Victor award. In een mum van tijd hadden we een buitenlandse agent en vlogen we de hele wereld over. In eerste instantie vooral Canada en de VS. Ik keek mijn ogen uit, de ladingen kinderen die ieder dag, vanuit die gele amerikaanse schoolbussen de theaters instroomden, hoe lang ze vaak al keurig zaten te wachten in het theater voordat de voorstelling begon, de duizelingwekkend grote theaters, de organisatie achter de schermen. Alles was anders dan in Nederland, behalve de reacties van het publiek op Mismuis. Die waren overal hetzelfde. Daarna volgde Hou van die Hond, een voorstelling waarmee we zo mogelijk nog meer gereisd hebben in het buitenland. Taiwan volgde, Shanghai. 

Bij Hou van die Hond moest ik in Azië altijd een ‘locale’ acteur erin regisseren, die simultaan vertaalde en waar mogelijk meespeelde in de voorstelling. Dat waren gouden momenten. Het is fantastisch om met mensen met een hele andere culturele achtergrond aan een voorstelling te werken en het leverde ook altijd iets extra’s op. 

Het is zeer verrijkend om je voorstelling terug te zien in het buitenland, om de impact ervan mee te maken, de universele waarde te ervaren. Een groter contrast met de rol die Kwatta in eigen land had toebedeeld gekregen, namelijk uit de Bis wegbezuinigd, was haast niet mogelijk. 

Voor mij als artistiek leider is het van grote betekenis geweest. Ten eerste was het een enorme erkenning voor de kwaliteit van Kwatta, daarnaast gaf het lucht. We maakten theater tegen de klippen op, we hadden grotere publieksaantallen dan ooit, we ontmoetten zoveel bijzondere mensen en verhalen. Het inspireerde mateloos.

Tussen het publiek in Beïjing bij Hou van die Hond popte de gedachte op om een voorstelling te maken met een universeel thema in een taal die niemand kon verstaan, maar iedereen kon begrijpen. Onmogelijk leek de opgave. Maar terug in Nederland staken Jibbe Willems en ik de koppen bij elkaar. En Jibbe nam die uitdaging graag aan. Het resulteerde in Jabber, ook weer volledig doorgecomponeerd en gezongen. Op muziek van Rogier Bosman waarmee we eerder Dissus en Mariken hadden gemaakt. Het ging over vluchtelingen, buitenstaander zijn en over elkaar dwars door alle barrières heen ontmoeten. Ook Jabber reisde de wereld rond: China, Egypte, Amerika, Schotland, Ierland en aan de horizon lonkte Broadway waar we in 2020 drie weken zouden staan. Zouden, want toen kwam Corona…

In eigen land waren we sinds 2016 weer terug in de BIS. We hadden gevochten tot de Hoge Raad en gewonnen en aansluitend maakten we een jaar later weer deel uit van de landelijke BIS structuur. Landsdeel Oost had opnieuw twee jeugdtheatergezelschappen, hoera! De scepsis was verdwenen, iedereen complimenteerde ons plotseling met ons uithoudingsvermogen en onze succesvolle strijd. Wat goed dat jullie niet opgegeven hebben! 

Vol goede moed begonnen we, na deze tropenjaren, Kwatta weer op te bouwen. Toen ontdekten we hoe zwaar de afgelopen jaren waren geweest, hoe groot de tol was die het had geëist en… dat je in Nederland nooit weet uit welke hoek de wind waait. Voorlopig had de kunst gewonnen, dachten we.