Jaren geleden, kocht ik het boek Het mechaniek van de ontroering van Rutger Kopland.
Tuurlijk, ik ben een fan van Koplands werk, maar eerlijk gezegd was alleen de titel dit keer al reden genoeg om het boek te kopen. Het mechaniek van de ontroering, wat is dat?
Wat gebeurt er als je plotseling zonder dat je erop bedacht bent, vol schiet, geraakt wordt, je adem inhoudt.
Kopland vergelijkt het met het losspringen van een slot. Een op het eerste gezicht onbetekenende sleutel past op een slot waarvan je niet wist dat je dat in je droeg. Magische woorden van Kopland, maar waar zit dat mechaniek van de klik?
Theater en poëzie hebben in mijn werk veel met elkaar te maken. Als maker maak ik nooit echt teksttoneel. Ik houd van taal, maar werk het liefst met teksten die niet geschreven zijn als kant en klare theaterdialogen. Er moet iets aan de hand zijn met de tekst, het moet wringen, ongerijmd zijn, zodat je tussen de woorden kunt spitten, beelden kunt creëren die onverhoeds iets openbreken zonder dat je erop bedacht bent.
Hou van die Hond was een voorstelling waarin we een dichtbundel integraal speelden, we voegden er geen woord dialoog aan toe. Dissus, de dichtbundel van Simon van der Geest, idem dito, volledig doorgecomponeerd en grotendeels als opera gezongen. Maar ook Jabber, geschreven in een niet bestaande, ritmische muzikale taal, of Blote Konten waarin de taal minstens zo ongrijpbaar is, of Metamorfosen, geschreven in verzen voor meerdere stemmen, met bij ieder verhaal een nieuw experiment in taal en vertelperspectief.
Hoe onmogelijker de puzzel, hoe interessanter wat mij betreft. Veel van die poëtische taalexperimenten heb ik gemaakt in samenwerking met Jibbe Willems. Wij vinden elkaar en dagen elkaar uit om in die taalabstractie steeds weer een nieuwe stap te zetten, terwijl we tegelijkertijd grote verhalen willen vertellen. Hoe doe je dat in een abstracte taal? Tegelijkertijd wil ik altijd dat mijn voorstellingen voor iedereen toegankelijk zijn, nooit over de hoofden heen gaan, hoe bizar ons experiment voor onszelf ook is.
Met Kwatta hebben we met veel voorstellingen internationaal getoerd. En altijd weer viel mij op dat waar we ook waren, Purmerend of Shanghai, Los Angeles of Dublin, mensen door hetzelfde worden geraakt. De ontroering op het einde van Jabber, tranen bij Hou van die Hond, maar ook de humor bij Mismuis… Wij mensen, waar ook ter wereld, lijken meer op elkaar dan dat we verschillen. En die sleutel waar Kopland het over heeft, past op veel sloten. Ik ben ervan overtuigd dat humor de weg vrijmaakt voor ontroering, een lach is de kortste weg naar het hart.
Toch heb ik daardoor het geheim van de klik nog niet ontraadseld. Al kan ik wel wat uitsluiten. Ikzelf word meestal niet geraakt door een verhaal waar het drama vanaf spat. Ik weet dat het ellendig wordt, dus ik kan het vrij rationeel in me opnemen. Hoe anders is het als ik plotseling voor een mij onbekend schilderij sta, dat nieuw voor mij is en ik toch, vreemd genoeg, ergens diep vanbinnen herken. Of naar muziek luister die, om dezelfde reden, naar binnenschiet. Een dichtregel die nog urenlang na-echoot.
In het jeugdtheater komen volwassenen vaak met hun kinderen naar een voorstelling. En plotseling, terwijl ze daar helemaal niet op gerekend hadden, worden ze geraakt. Een ongewapende, argeloze kijker voelt zich in het jeugdtheater vaak direct aangesproken. Het jeugdtheater waar ik van hou, spreekt recht tot het hart. Daarom kun je ook nooit te oud voor jeugdtheater zijn.
En dat geheim van die sleutel en die klik, dat is waar ik als maker mijn hele leven naar op zoek wil zijn. Een prachtige zoektocht met steeds weer nieuw resultaat.