Een gure wind en een nieuw uitzicht

In 2012, in de Halbe Zijlstraperiode, in de tijd dat er een gure wind door het culturele landschap waaide, waarin het vooral ieder voor zich was en niemand voor ons allen, raakte Kwatta haar Bissubsidie kwijt. Landsdeel Oost moest het voortaan maar met één jeugdtheatergezelschap doen, ook al gaf dat ene jeugdtheatergezelschap aan dat Landsdeel Oost veel te groot is om in hun eentje te bedienen. 

Zakelijk, organisatorisch is het een ramp als je in deze molen terecht komt. Het kost veel tijd, het kost veel geld, veel stress, medewerkers die je helaas moet ontslaan en ga zo maar door. Het gezelschap schudde ervan op haar grondvesten. Afbouwen, riepen de ambtenaren om Kwatta heen, een toontje lager zingen, accepteren…

Artistiek trokken we een ander plan. Minder geld betekende minder voorstellingen, maar als we dan minder voorstellingen maken, laten we ze dan wél een maatje groter maken, en als we geen BIS-verplichting meer hebben, waarom dan de focus niet richten op het buitenland? 

Zo is het gegaan. 

Kwatta maakte twee grote zaalvoorstellingen die beiden lovend werden ontvangen: Dissus, naar het boek van Simon van der Geest, volledig gezongen en begeleid door Het Gelders Orkest (een zeer succesvolle samenwerking) en Mariken, naar het boek van Peter van Gestel, bewerkt door Jibbe Willems. Met Dissus wonnen we dat jaar een zilveren krekel. 

Daarnaast bewerkte ik Mismuis. Mismuis bleek een lot uit de loterij. De voorstelling werd een hit, hij werd geselecteerd voor IPAY en won in Pittsburgh de Victor award. In een mum van tijd hadden we een buitenlandse agent en vlogen we de hele wereld over. In eerste instantie vooral Canada en de VS. Ik keek mijn ogen uit, de ladingen kinderen die ieder dag, vanuit die gele amerikaanse schoolbussen de theaters instroomden, hoe lang ze vaak al keurig zaten te wachten in het theater voordat de voorstelling begon, de duizelingwekkend grote theaters, de organisatie achter de schermen. Alles was anders dan in Nederland, behalve de reacties van het publiek op Mismuis. Die waren overal hetzelfde. Daarna volgde Hou van die Hond, een voorstelling waarmee we zo mogelijk nog meer gereisd hebben in het buitenland. Taiwan volgde, Shanghai. 

Bij Hou van die Hond moest ik in Azië altijd een ‘locale’ acteur erin regisseren, die simultaan vertaalde en waar mogelijk meespeelde in de voorstelling. Dat waren gouden momenten. Het is fantastisch om met mensen met een hele andere culturele achtergrond aan een voorstelling te werken en het leverde ook altijd iets extra’s op. 

Het is zeer verrijkend om je voorstelling terug te zien in het buitenland, om de impact ervan mee te maken, de universele waarde te ervaren. Een groter contrast met de rol die Kwatta in eigen land had toebedeeld gekregen, namelijk uit de Bis wegbezuinigd, was haast niet mogelijk. 

Voor mij als artistiek leider is het van grote betekenis geweest. Ten eerste was het een enorme erkenning voor de kwaliteit van Kwatta, daarnaast gaf het lucht. We maakten theater tegen de klippen op, we hadden grotere publieksaantallen dan ooit, we ontmoetten zoveel bijzondere mensen en verhalen. Het inspireerde mateloos.

Tussen het publiek in Beïjing bij Hou van die Hond popte de gedachte op om een voorstelling te maken met een universeel thema in een taal die niemand kon verstaan, maar iedereen kon begrijpen. Onmogelijk leek de opgave. Maar terug in Nederland staken Jibbe Willems en ik de koppen bij elkaar. En Jibbe nam die uitdaging graag aan. Het resulteerde in Jabber, ook weer volledig doorgecomponeerd en gezongen. Op muziek van Rogier Bosman waarmee we eerder Dissus en Mariken hadden gemaakt. Het ging over vluchtelingen, buitenstaander zijn en over elkaar dwars door alle barrières heen ontmoeten. Ook Jabber reisde de wereld rond: China, Egypte, Amerika, Schotland, Ierland en aan de horizon lonkte Broadway waar we in 2020 drie weken zouden staan. Zouden, want toen kwam Corona…

In eigen land waren we sinds 2016 weer terug in de BIS. We hadden gevochten tot de Hoge Raad en gewonnen en aansluitend maakten we een jaar later weer deel uit van de landelijke BIS structuur. Landsdeel Oost had opnieuw twee jeugdtheatergezelschappen, hoera! De scepsis was verdwenen, iedereen complimenteerde ons plotseling met ons uithoudingsvermogen en onze succesvolle strijd. Wat goed dat jullie niet opgegeven hebben! 

Vol goede moed begonnen we, na deze tropenjaren, Kwatta weer op te bouwen. Toen ontdekten we hoe zwaar de afgelopen jaren waren geweest, hoe groot de tol was die het had geëist en… dat je in Nederland nooit weet uit welke hoek de wind waait. Voorlopig had de kunst gewonnen, dachten we.

De Randstad is ook een Regio

Toen ik 20 jaar geleden vanuit Amsterdam naar Nijmegen vertrok, bleek ik ineens naar de regio te verhuizen. De regio? Hoezo? Wat is dat? 

In beleidstaal noemt men alles wat zich rechts van Utrecht bevindt, de regio. Ik heb daar nooit veel van begrepen. Is de Randstad niet gewoon ook een regio? En als je, zoals wij bij Kwatta, met je voorstellingen over de hele wereld speelt, waar hebben we het dan in dit kleine kikkerlandje over? Drie keer niezen en je bent van oost naar west.

Toch is die scheidslijn voelbaar aanwezig. Iedere voorstelling die ik vroeger maakte in Amsterdam kreeg per definitie het stempel landelijk. Dat bleek bijvoorbeeld uit de hoeveelheid pers die kwam recenseren. Maak je dezelfde voorstelling in Nijmegen, dan duurt het langer voor ie wordt opgepikt. Het heeft Kwatta heel wat jaren gekost om een plek te veroveren op de landelijke kaart. Grappig genoeg ging het met onze internationale vlucht voorwaarts een stuk sneller. Maar ja, vanuit New York gezien is Nederland natuurlijk in zijn geheel niet meer dan een speldenprikje op de kaart.

Toch zijn er zeker verschillen tussen het werken in het jeugdtheater in Amsterdam en Nijmegen. Als je in de Randstad werkt heb je sowieso meer collega’s om je heen. Er is meer aanbod, ook voor jeugd. 

Gelderland is een zeer grote provincie, met naast veel groeikernen en steden, ook veel landelijk gebied. Plekken waar kinderen met groot gemak nooit in aanraking komen met theater, omdat er simpelweg niets in de buurt is. Je rol als jeugdtheatergezelschap in Gelderland is daarmee evident. Ik ben me daar altijd zeer van bewust geweest, en ik heb er ook altijd van genoten om met Kwatta op zoveel mogelijk plekken in Gelderland te spelen. Naast de kleine en de grote zaalvoorstellingen heeft Kwatta veel gereisd door Landsdeel oost met haar trailervoorstellingen, met voorstellingen in de openluchttheaters, in musea als Kröller-Müller en Het Valkhof, en natuurlijk vooral met héél véél kwattaklasvoorstellingen. Voorstellingen waarmee we op een onbewaakt moment de klas binnenvielen; voor de kinderen het wisten zaten ze midden in een theatervoorstelling, in een mini opera, in een zogenaamde lezing die volledig uit de hand loopt etc. 

Eén jaar speelden we zelfs vier kwattaklasvoorstellingen tegelijk op scholen. Voor iedere leeftijdscategorie een andere voorstelling, waardoor zo’n school voor één dag helemaal overgenomen werd door Kwatta. Hoe bijzonder is dat? De betekenis, de noodzaak van de spreiding van cultuur, van theater heeft mij altijd enorm gemotiveerd.

In de Halbe Zijlstratijd moest er bezuinigd worden in het jeugdtheater en waar viel het mes? Natuurlijk in de regio. Ver van de Randstad. Op de kaart van Nederland was de keuze gevallen op Landsdeel Oost. Eén van de twee jeugdtheatergezelschappen moest daar verdwijnen. En waarom? De motivatie ontbrak.

Wij hebben toen aangetoond dat in Landsdeel oost evenveel kinderen wonen als in de hele Randstad, dat de gebieden qua omvang ook even groot zijn, maar dat er qua subsidie, omgerekend per kind, drie keer minder geld naar Landsdeel Oost ging dan naar de Randstad. 

Hadden die kinderen in de regio minder recht op kunst en cultuur? 

Die scheve, randstedelijke, manier van kijken naar spreiding van cultuur, en zeker op het moment dat er schaarste is of er bezuinigd moet worden, is mij een doorn in het oog. 

Juist in het jeugdtheater, waar je de kans hebt om kinderen voor het eerst kennis te laten maken met kunst en cultuur, is spreiding zo belangrijk. Daar plant je de zaadjes. 

Ik gun ieder gezelschap in de Randstad zijn of haar subsidie, maar net zo goed gun ik het ieder kind in de regio om met jeugdtheater in aanraking te komen. 

Zelfs de beleidsmakers in de regio lijken te accepteren dat als er bezuinigd wordt, dat bij hen in de regio gebeurt. Daarom zeg ik het nog maar een keer: De Randstad is ook een regio. En eerlijk zullen we alles delen. 

Klik… in een uur een wereld erbij !

Misschien had ik geluk dat ik in Rotterdam op school zat. 

Als kind uit een arbeidersgezin, groeide ik op in een kleine flat op driehoog. Bij ons thuis geen klassieke muziek, geen cultuur, anders dan het wekelijkse uitstapje naar de bibliotheek van de kerk, waar ik de boeken al op jonge leeftijd allemaal verslonden had. Soms kwam ik thuis bij kinderen waar zomaar een piano in de woonkamer stond, waar ze naar muziekles gingen, waar ze ook nog eens twee wc’s hadden, het ultieme bewijs van rijkdom, vond ik dat.

Altijd had ik het gevoel dat die mensen een andere wereld bewoonden, met andere codes, andere boeken, andere muziek, andere tijdschriften. Een wereld die voor mij veel geheimen bevatte. 

Maar op de katholieke basisschool waar ik zat ging de hele klas zo rond 1970 in een schoolbus naar de Doelen voor een concert van het toenmalig Rotterdams Philharmonisch Orkest. En een jaar later gingen we naar de schouwburg voor een voorstelling van het Scapino ballet. Hoe oud zou ik geweest zijn, 8, 9 jaar? 

Beide keren staan in mijn geheugen gegrift. De sensatie van het pluche van de stoelen, de opwinding voordat het concert begon. Al die instrumenten die daar opgesteld stonden, de musici die ritselend plaatsnamen, de dirigent die opkwam en ons, al die Rotterdamse kinderen, toesprak. Ik heb zelfs zijn naam onthouden, de dirigent was Jan de Waart. 

Toen begon het…

Muziek vulde de ruimte, vulde mijn oren, ik wist niet wat mij overkwam, een lawine van indrukken. Ik had geen idee hoe al die instrumenten heetten, maar ik hoorde zoveel tegelijk en ik beleefde iets wat ik nog nooit beleefd had. Die mensen speelden daar voor ons!

Ik heb geen idee wat mijn klasgenoten ervan vonden, maar voor mij ging daar op die dag, een wereld open. En hoewel ik geen noten kon lezen, de muziekstukken niet kende, niks wist van alles wat daar gebeurde, stroomde de muziek in één keer binnen. Klik, klik, het mechaniek van de ontroering, muziek als directe weg naar het hart. In een concert van een uur had ik een wereld erbij. 

Terug in de bus had ik het gevoel dat er een tip van de sluier was opgelicht, dat ik iets had ontdekt dat ik nog niet wist. 

Ook die tweede keer bij de voorstelling van het Scapino-ballet overkwam mij dat. Geraakt worden door iets dat je niet kent, maar wat daarbinnen aangesproken wordt. Ergens diep in jezelf, waar je nog geen weet van had, waar je nog geen woorden aan kunt geven, een belevenis, helemaal van jou alleen. Klik, klik.

Als iemand mij toen had verteld dat ik later zelf theater zou gaan maken, dat ik voorstellingen zou maken met live muziek, soms zelfs met een hele grote orkestbezetting, had ik dat vast nooit geloofd. Dat ik die wereld zou gaan betreden…

En nog altijd, als ik ronddwaal over een toneel vol muziekinstrumenten, als ik tussen trekkenwanden sta, of tussen het publiek in het Badhuis zit, kan het me overkomen dat ik me verwonder dat ik dat ben die hier is op dit moment.

Maar ook als ik kijk naar al die kinderen die bij Metamorfosen voor het eerst in het theater zijn, het licht dat uitgaat, de muziek die begint… ik voel me zo verwant.

Ik weet dat het mogelijk is om met één voorstelling een zaadje te planten dat levenslang mee kan gaan, dat kan groeien, dat tot bloei kan komen. En dat je dat ontdekt, ergens op jouw eigen moment, als jij er aan toe bent.

Daarom houd ik nooit zo van nagesprekken. Ik doe ze wel eens, daar niet van, maar eigenlijk gun ik ieder kind zijn of haar eigen belevenis waar hij of zij niet meteen woorden aan hoeft te geven. Woorden vangen immers vaak maar een klein deel van de ervaring en wat is het toch dat we altijd alles meteen maar na moeten kunnen vertellen. Een goeie voorstelling draag je mee, ontsluit iets waarvan je niet wist dat je het in je had. En waar je soms ook nog geen woorden voor kunt vinden. Niks erg.

In al die jaren dat ik jeugdtheater maak, ben ik blijven knokken voor schoolvoorstellingen, voor theaterbezoek met de klas. Soms zit het tij even mee, soms zit het tegen, maar vanzelfsprekend is het nooit. Er moet altijd weer geknokt worden om cultuur voor kinderen toegankelijk te houden. Ik begrijp daar helemaal niets van. 

Het mechaniek van de ontroering

Jaren geleden, kocht ik het boek Het mechaniek van de ontroering van Rutger Kopland.

Tuurlijk, ik ben een fan van Koplands werk, maar eerlijk gezegd was alleen de titel dit keer al reden genoeg om het boek te kopen. Het mechaniek van de ontroering, wat is dat?

Wat gebeurt er als je plotseling zonder dat je erop bedacht bent, vol schiet, geraakt wordt, je adem inhoudt. 

Kopland vergelijkt het met het losspringen van een slot. Een op het eerste gezicht onbetekenende sleutel past op een slot waarvan je niet wist dat je dat in je droeg. Magische woorden van Kopland, maar waar zit dat mechaniek van de klik?

Theater en poëzie hebben in mijn werk veel met elkaar te maken. Als maker maak ik nooit echt teksttoneel. Ik houd van taal, maar werk het liefst met teksten die niet geschreven zijn als kant en klare theaterdialogen. Er moet iets aan de hand zijn met de tekst, het moet wringen, ongerijmd zijn, zodat je tussen de woorden kunt spitten, beelden kunt creëren die onverhoeds iets openbreken zonder dat je erop bedacht bent.  

Hou van die Hond was een voorstelling waarin we een dichtbundel integraal speelden, we voegden er geen woord dialoog aan toe. Dissus, de dichtbundel van Simon van der Geest, idem dito, volledig doorgecomponeerd en grotendeels als opera gezongen. Maar ook Jabber, geschreven in een niet bestaande, ritmische muzikale taal, of Blote Konten waarin de taal minstens zo ongrijpbaar is, of Metamorfosen, geschreven in verzen voor meerdere stemmen, met bij ieder verhaal een nieuw experiment in taal en vertelperspectief. 

Hoe onmogelijker de puzzel, hoe interessanter wat mij betreft. Veel van die poëtische taalexperimenten heb ik gemaakt in samenwerking met Jibbe Willems. Wij vinden elkaar en dagen elkaar uit om in die taalabstractie steeds weer een nieuwe stap te zetten, terwijl we tegelijkertijd grote verhalen willen vertellen. Hoe doe je dat in een abstracte taal? Tegelijkertijd wil ik altijd dat mijn voorstellingen voor iedereen toegankelijk zijn, nooit over de hoofden heen gaan, hoe bizar ons experiment voor onszelf ook is.

Met Kwatta hebben we met veel voorstellingen internationaal getoerd. En altijd weer viel mij op dat waar we ook waren, Purmerend of Shanghai, Los Angeles of Dublin, mensen door hetzelfde worden geraakt. De ontroering op het einde van Jabber, tranen bij Hou van die Hond, maar ook de humor bij Mismuis… Wij mensen, waar ook ter wereld, lijken meer op elkaar dan dat we verschillen. En die sleutel waar Kopland het over heeft, past op veel sloten. Ik ben ervan overtuigd dat humor de weg vrijmaakt voor ontroering, een lach is de kortste weg naar het hart.

Toch heb ik daardoor het geheim van de klik nog niet ontraadseld. Al kan ik wel wat uitsluiten. Ikzelf word meestal niet geraakt door een verhaal waar het drama vanaf spat. Ik weet dat het ellendig wordt, dus ik kan het vrij rationeel in me opnemen. Hoe anders is het als ik plotseling voor een mij onbekend schilderij sta, dat nieuw voor mij is en ik toch, vreemd genoeg, ergens diep vanbinnen herken. Of naar muziek luister die, om dezelfde reden, naar binnenschiet. Een dichtregel die nog urenlang na-echoot.

In het jeugdtheater komen volwassenen vaak met hun kinderen naar een voorstelling. En plotseling, terwijl ze daar helemaal niet op gerekend hadden, worden ze geraakt. Een ongewapende, argeloze kijker voelt zich in het jeugdtheater vaak direct aangesproken. Het jeugdtheater waar ik van hou, spreekt recht tot het hart. Daarom kun je ook nooit te oud voor jeugdtheater zijn.

En dat geheim van die sleutel en die klik, dat is waar ik als maker mijn hele leven naar op zoek wil zijn. Een prachtige zoektocht met steeds weer nieuw resultaat.

Verse blikken

Iedereen die wel eens bij Kwatta is geweest, weet wat voor een sfeervolle plek Het Badhuis is. Niet alleen een prachtig monument, maar ook een intieme theaterzaal, met een fijne akoestiek. Naast de vrije voorstellingen spelen we er altijd lange reeksen voor scholen, we kunnen de schoolvoorstellingen niet aangesleept krijgen in Nijmegen. En altijd is daar weer hetzelfde ritueel. De joelende kinderen op het pleintje, de rode deuren die opengaan, het gegons in de foyer. Het geluid van kinderen die voor het eerst in een theater komen, de verwachting, de opwinding… 

Het zijn die momenten waarop ik mezelf gelukkig prijs dat ik jeugdtheater maak. 

Nu Metamorfosen twee weken oud is, hebben we er alweer flink wat schoolvoorstellingen op zitten. Een week in ons eigen Badhuis en een week in de Poorterij in Zaltbommel. 

Als maker krijg ik vaak de vraag ‘hoe ik me kan inleven in kinderen’. Een vraag die me iedere keer weer verrast. Kinderen zijn toch geen andere diersoort? Ik leef me niet in in kinderen, ik maak de voorstellingen die ik wil maken. Mijn vragen zijn niet anders dan die van veel kinderen.

Kinderen hebben lenigere hersens dan volwassenen, antwoord ik vaak provocerend. Kinderen grossieren nog niet in ‘grote waarheden’, in ‘affe verhalen’, ze hebben de wereld nog niet naar hun maatstaven ingedeeld. Ze hebben dus veel ruimte in hun hoofd om iets ‘als nieuw’ te bekijken. En laat dat nou precies zijn waar het om draait in het jeugdtheater. De werkelijkheid zo kantelen dat er een nieuw perspectief ontstaat. En dat nieuwe perspectief opent hopelijk nieuwe vergezichten. Twijfelen mag, het niet weten is ook goed!

Nu Kwatta stopt, probeer ik zoveel mogelijk schoolvoorstellingen bij te wonen. Ik laaf me! Vorige week was er een school met kinderen met ‘een zeer diverse achtergrond’. Veel van de kinderen waren ‘nieuwkomers’, zoals iemand dat noemde. Heel even vroeg ik me af wat ik eigenlijk vond van die term, maar veel tijd had ik niet. Ik moest een openingspraatje houden. Honderdtien paar ogen die verwachtingsvol mijn kant op keken. De meeste kinderen (8+) waren voor het eerst in het theater. Ze hadden er zin in.

Toen het licht uitging stak er een gejoel op en plotseling dacht ik: Hoe gaan zij dit eigenlijk vinden? We schoppen in de voorstelling nogal tegen wat heilige huisjes aan. 

‘Hou je bek!’ riep Pallas Athene. De zaal reageerde verontwaardigd. Er klonk woedend gesis bij de aanranding van Daphne, er werd gegiecheld om het macho gedrag van Apollo, maar al snel werd het muisstil! Net als bij de liefdesverklaring van Narcissus,  en alle momenten waar het over ‘seks’ ging of over ‘gevoelens’ ( of je nou jongen bent of meisje, of geen van twee of allebei). Er werd gelachen, de adem ingehouden, intens meegeleefd.

Na afloop waren de acteurs enthousiast. De voorstelling was zo levendig geweest, het publiek zo betrokken. Ik realiseerde me dat ik zelf helemaal niet meer over mijn eigen vraag had nagedacht. Ik wist weer wat ik eigenlijk allang wist. (Maar ja, soms moet je iets nu eenmaal opnieuw ontdekken) Kinderen hebben verse blikken, staan meer dan volwassenen open voor wat ze nog niet kennen. Ik had het gezien in China, Taiwan, Canada enz. 

Als het aan kinderen lag zou de wereld er anders uitzien. Misschien is dat wel de grootste les die ik heb geleerd in het jeugdtheater!

Icarus….. Icarus!

Mijn eerste jeugdtheatervoorstelling was Icarus of de Lucht is blauw en ook de zee! Metamorfosen eindigt met Icarus. Toeval?

Na de première van Metamorfosen, vorige week, speelden we een week lang schoolvoorstellingen in het Badhuis. Spannend, want de voorstelling haalt nogal wat overhoop. Oorlog, geweld tegen vrouwen (en mannen), intimidatie, genderproblematiek (of juist niet), idealisme, machtsmisbruik, waar gaat de voorstelling nièt over, kun je je afvragen. Als maker had ik genoeg stof om over na te denken tijdens het repetitieproces. En dat is altijd heerlijk. Hoe verhoud je je als regisseur tot een tekst, tot een voorgestelde inhoud. Waar ligt voor mijzelf het zwaartepunt? Waar gaan de acteurs op ‘aan’? 

Planningstechnisch hadden we een probleempje. Het decorontwerp moest begin december af zijn en de tekst was nog niet voorradig. Maar we hadden al besloten waar het over ging, Jibbe de schrijver, Sanne de decorontwerper en ik de artistiek leider van Kwatta. Het ging over het einde der tijden, over de clash tussen generaties, over oud en nieuw, over een leeggegeten planeet, over de zeespiegel die stijgt, en over dat de mens moet veranderen. VERANDEREN! Metamorfosen dus. 

Zodoende was er eerst een decor en toen een tekst en toen moest alles in een repetitieproces bij elkaar komen. En dat terwijl het gezelschap Kwatta, onder mijn vingers, opgeheven werd met alle narigheid van dien. 

Alles stond op scherp. Ik tekende mijn vaststellingsovereenkomst en ik maakte een stuk zoals ik het nog nooit gemaakt heb. Misschien is dit stuk wel mijn laatste. Dat zou ik vreselijk vinden, ik ben artistiek met alle storm tegen alleen maar krachtiger geworden, maar als het zo moet zijn, dan ben ik trots op deze laatste voorstelling, trots op deze laatste van Kwatta die radicaal en ‘af’ is. Er is niets wat ik in deze voorstelling anders zou willen. De acteurs hebben de complexe materie opgepakt en vliegen. Ja Vliegen!, want Metamorfosen eindigt met Icarus.

In 1990 schreef en regisseerde ik Icarus, of de Lucht is Blauw en ook de Zee! mijn eerste jeugdtheatervoorstelling en ook de eerste voorstelling van Theater Artemis. Het was een voorstelling die internationale belangstelling wekte, maar die mij als pas afgestudeerde schrijver en regisseur van de regie-opleiding in Amsterdam, vooral liet ontdekken hoe bijzonder een publiek van kinderen is. De Icarus van nu, waarmee ik deze Metamorfosen afsluit, is misschien ruiger, wanhopiger, maar ook, zo hoop ik, even liefdevol. Want zonder poging om iets te veranderen, gebeurt er niets. En je hebt helden zoals Icarus nodig, die tegen de verdrukking in, doen wat we voor onmogelijk houden. Het is de betekenis die kunst heeft, voor kinderen, voor volwassenen. We moeten verhalen vertellen die ertoe doen. Ook al willen politici iets anders, ook al raken we onze subsidie kwijt, ook al wil men ons het zwijgen opleggen. Icarus heeft niets voor niets gevlogen!

Ik heb besloten om in de laatste levensmaanden van Kwatta, een blog bij te houden. Een blog waarin ik vertel over 20 jaar Kwatta, over het maken voor kinderen, over internationaal werken, over politiek die zich vooral druk maakt over politiek.

Volgende keer meer over één van die schoolvoorstellingen deze week, met 110 kinderen, met zoveel verschillende achtergronden en culturen, die eensgezind naar Metamorfosen kwamen kijken. Over hoe je alles voor het eerst óf juist opnieuw ontdekt, of je nu 8 bent of 60, of je hier maar net woont of dat je hier altijd gewoond hebt, en over de universele kracht van theater. 

Maar vooral… over de noodzaak om te blijven dromen!